Herfstig
Wat een weer, terwijl de wind in het wilde weg om zich heen slaat huilt de hemel een onbedwingbare vloed van tranen. En dan soms, plotseling is er weer die zon, die vriendelijke zon die even om de hoek komt kijken, wat een prachtig weer!
Ik woon op de tweede verdieping, een portiekwoning op de hoek van de straat. Mijn studeerkamer heeft, in schril contrast met de rest van het huis waar het daglicht vrijelijk doorheen kan stromen, slechts één klein raampje. Mijn uitzicht is dan ook beperkt, inzicht deste groter, waarschijnlijk de reden waarom mijn keus juist op deze kamer is gevallen. Ondanks het karige uitzicht kijk ik juist door dat ene kleine raampje graag naar buiten, daar staat mijn beste vriend altijd voor me klaar. Nog geen vijf meter van het huis en mijn raampje vandaan staat een boom, mijn vriend, mijn rots in de branding. Toen we hier een ruim jaar geleden kwamen wonen stond hij er wat zielig bij, het is ook niet niks om je als boom te moeten wortelen onder de parkeerplaats van een woonwijk. Maar sinds ik mijn therapeutische gespreken met deze boom voer is hij een stuk opgeknapt, net als ik. We gaan onze vierde herfst in als onverwoestbaar duo.
Mijn boom houd zich staande in dit temperamentvolle weer zoals het een ware boom in de herfst betaamt, zichzelf kastijdend met zijn eigen takken, zij bladeren offerend aan het nieuwe leven van de verre toekomst, maar hij buigt niet, voor geen centimeter. Ik kan nog veel leren van die boom, heel veel. Zelf ben ik meer gelijk het riet, taai veerkrachtig en onbreekbaar maar ik waai met alle winden mee, mijn voetjes blijven stevig in de aarde maar ik kan niet stand houden. In een storm als deze zou ik mij nederig buigen tot ik plat op de grond lag. Gelukkig heb ik een boom als vriend, zo is het evenwicht weer hersteld.
Ik ben een novemberkindje, net als de boom aan het einde van de herfst heb ik alle energie diep in mijn wortels verborgen wachtend op de lente, mijn lente. Wachtend op de tijd dat ik genoeg gestorven ben om ruimte te maken voor mijn eigen wedergeboorte. En tot die tijd, tot die tijd ben ik wat eenzaam en verlaten, niet helemaal zo vredig en verstild als het met sneeuw bedekte winterse landschap. Maar precies zoals het land er in november uit ziet, de oogst is binnen en de stralende herfstkleuren lossen langzaam op in onbestemde bruintinten, het tapijt van bont gekleurde bladeren is een drasserig goedje geworden. Alleen als je goed naar de ziel der dingen kijkt is er nog schoonheid en betekenis want de buitenkant is dor en kaal geworden. Zo ben ik, een troosteloos en eenzaam hart. Soms voelt het dor en leeg, levenloos en zonder betekenis. Ik heb er nog geen vrede mee, nog niet helemaal, mijn winter moet nog komen. Maar wel is mijn sterven een bezielde dood, mijn leegte heeft inhoud, mijn eenzaamheid brengt inspiratie. Ik woon diep in mijn wortels en de zaden, intussen leef ik vol overgave en overtuiging. Met verstilde passie stort ik mij op iedere dag, heb ik lief in overweldigende kalmte doe ik geduldig mijn werk. Een illusie? Wie weet maar zonder berusting en vertrouwen zou ik vervallen in een bitter cynisme en dat is denk ik niet het deel van mijzelf wat ik graag voorop zie lopen. Ze mag er zijn maar veilig in het midden, zodat ze niet zal verdwalen en niet ten prooi valt aan het oordelende oog van de buitenwereld.
Dwaallichtjes
Numquid nosti semitas nubium?
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home