zondag

Oud licht

November 2001

Zbigniew Preisner - Requiem for my friend - Lacrimosa - Day of tears (zodra ik een manier vind om een mp3 beschikbaar te stellen zal ik een stukje laten horen)

Mijn rommelige studeerkamer met het kleine raam, mijn stoel achter het houten bureaublad vlak naast dat raam en de boom aan de andere kant van het raam. Mijn wereld. Vertrouwd, veilig, warm en? eenzaam.
Het enige groen wat de boom nu nog siert is het groen van de mossen die zich op zijn stam hebben genesteld, het is nog niet koud genoeg geweest om die te doen verdorren en ik heb zojuist besloten dat ik ook vriendjes wil worden met het mos. Het mos was me nooit eerder opgevallen maar sinds vandaag behoort ook dat organisme tot de bewoners van mijn eindeloos dikke vriendenboekje. Ik streef er om een of andere dubieuze reden naar om ieder bestaansvorm op en om deze aardbol een persoonlijke vermelding te geven in dat vriendenboek. "Dag vissen, dag bloemen, dag bomen, dag zon, dag eekhoorn, dag beer, dag worm, dag modder, dag sterren, dag hond van de buurvrouw" en sinds vandaag ook "dag mossen op de stam van mijn boom".
Druilerig is het niet buiten, ook niet woest en stormachtig. Het weer is grijs, stil en zwaar. De hele dag heb ik al binnen gezeten, achter mijn toetsenbord op zoek naar een uitweg voor mijn ziel maar het wil niet. Alle bekende deuren zitten op het nachtslot en mijn lichaam doet teveel pijn om ze in te trappen. De meeste ramen zijn vandaag geblindeerd en als ze dat niet zijn is het uitzicht te angstaanjagend om naar te kijken, ook al een slechte dag voor geloof hoop of liefde. Maar na lang zoeken en veel proberen heb ik nu eindelijk een klein raampje gevonden, het klemt, en het ruitje is zo vuil dat je er nauwelijks doorheen kunt zien maar het lukt me om mijzelf er drupsgewijs door te laten ontsnappen. Net genoeg om ruimte te maken voor de rest.
Vandaag is zo'n dag die met een noodgang maar niet voorbij wil gaan. Overweldigd door de volle intensiteit van een onzegbaar eenzame verlatenheid die de laatste twee weken aan mij geknabbeld heeft en uiteindelijk toch een weg heeft kunnen vinden naar mijn licht, herinner ik mij aan alle dingen waar ik mijzelf mee kwel. Pijn, angst, verdriet, twijfel en schuldgevoelens kleven als klodders stroop aan mijn binnenste, langzaam plakkerige draden trekkend tussen mijn hart en mijn hoofd. Mierzoet is de stroop, in de broeierige omgeving van mijn piekerstemming trekt hij nog meer vervelend ongedierte aan. Ontevredenheid, schaamte, onzekerheid, lethargie. Een leger van verwoestende emoties baant zich al bijtend en stekend een weg regelrecht door alles heen wat mij heilig is. Geloof hoop en liefde, dood voor een dag of twee.
Ik ben heel slecht in deze hopeloze stemmingen, kan er niet goed mee uit de voeten omdat ik eigenlijk niet ongelukkig mag zijn. Nog veel slechter ben ik in het onder woorden brengen van wat mij dwars zit? nee dat is niet waar, ik kan perfect de goede woorden vinden maar iets in mij weigert de ware toedracht van die woorden te laten bestaan zonder er een dubbel tegenwicht aan te geven. Bij het schrijven van de laatste paar zinnen ligt er al een relativerende opmerking vol humor op het puntje van mijn tong. Humor, mijn krachtigste wapen tegen de grote boze buitenwereld (die al met al niet eens zo ontzettend boos is, maar wel groot) en vaak ook tegen mijzelf. Oh wat wordt ik soms doodmoe van dat eindeloze relativeringsvermogen. "Het-is-niet-zo-erg-als-het-lijkt" zegt een klein bestraffend stemmetje in mijn hoofd, "zeur-niet-zo" herhaalt het stemmetje de hele tijd, als was het mijn persoonlijke mantra. Zoals gezegd: het raampje klemt en is ontzettend vies. "Nou" verantwoord ik mij tegenover de lezer maar zeg het eigenlijk meer tegen mijzelf "ik zal heus niet zwelgen in zelfmedelijden wanneer ik mijn minder optimistische stemmingen ook meer dan een half woord schenk". Ik probeer me in de spiegel recht aan te kijken, dat houd ik ook niet langer dan 20 seconden vol "Maar heb ik niet net zo goed het recht om het soms even niet meer te zien zitten? Zonder meteen te denken dat ik me aanstel?" jengel ik verder tegen mijn beeldscherm. "Nou goed" en in mijn hoofd vindt er een nieuwe wissel van de wacht plaats, de schrijver zit weer op haar troon. Alles wat voor alsnog onzegbaar is gebleven, alles wat zich tussen de regels afspeelt en wat ik zelf nog niet in het volle licht dorst te bekijken vind ik voor een deel terug in de schemering van de muziek. Als God door het spreken van één enkel woord orde in de chaos bracht moet de klank van de stem die dat woord sprak toch magistraal zijn geweest. Bijna net zo machtig als de magie van het woord, is de betovering van de stem. En soms, als ik me zoals vandaag zo ontzettend klein voel dat mijn stem niet bij machte is de leegte uit te drukken, soms laat ik de grote koren van deze aarde mijn pijn uitroepen. Ooit vond ik mijn eigen wanhoop in het lacrimosa uit Mozarts Requiem, toen we een paar jaar later met het schoolkoor het requiem van Verdi ten uitvoer brachten zocht ik haar in zijn lacrimosa, klinisch uitgevoerd door een Engels koor. En nu heeft Preisner mijn hart gestolen, met een glimlach merk ik op dat zelfs die dingen complexer worden met de jaren. Mijn vingers vallen stil op het toetsenbord, hoe minder beweging er in mijn lichaam is hoe dieper de muziek zich in mijn wezen boort. Mijn hart juicht om de diepe misère die ik voel bij dit ene stuk, het mysterie van dit lacrimosa? de hopeloze gekwelde schreeuw die er uit spreekt zou mijn eigen kunnen zijn. Weet je wat het is met dat lacrimosa - ongeacht van welke componist - het vertelt mij een kort verhaaltje over pijn, gemis en verdriet maar zegt ook iets vriendelijks tussendoor, niet om de pijn te relativeren maar om haar als een gast welkom te heten, haar als een lang vergeten vriendin te omarmen zodat ze uiteindelijk langzaam oplost in liefde en dankbaarheid.
Ja, omarmen, dat wil ik doen met mijn eigen verdriet, dat wil ik. Het lukt alleen maar niet.

"Klaag niet zo, het komt heus wel weer goed" zeg ik snel hardop...