Oud licht...
Dat klein zo klein kan zijn, mens zo mens, wijs zo onwetend, begrip zo vaal.
Ik ken je, maar meer nog dan dat wil ik je wezen begrijpen. Ik zoek je in de hoeken van mijn huis, diep in mijn eigen hart tast ik in het duister naar jou. Ik kijk naar je uit in de verste verten van deze wereld en terwijl we naast elkaar zitten neem ik je mee de eindeloze dieptes en onmetelijke hoogtes in om je ook daar te kennen.
Je hebt een naam die ik kan noemen, een gezicht om naar te kijken, twee handen die ik vast kan grijpen. Je hebt een stem om je woorden mee te dragen, een glimlach om mij te overtuigen. Je hebt een hoofd dat veel kan begrijpen, een hart waarin voor iedereen ruimte genoeg is. Dat alles heb ik gezien, gevoeld en ervaren. En toen ik je eindelijk dacht te begrijpen was ik zo klein als een amoebe zonder naam, zonder gezicht, zonder stem. Dat klein zo klein kan zijn, begrip zo vaal.
Wie ben je? Ik vraag het mijn spiegelbeeld elke morgen als ik de borstel langzaam door mijn haren trek. Niet dat ik een bestendig antwoord vind maar elke dag is er genoeg om royaal te kunnen zijn. Ik ben wie ik ben daar kan ik geen concessies aan doen, maar datgene wat ik ben is flexibel als water in een plastic zakje en moet elke dag opnieuw een vorm kiezen.
Wie ben je? Ik vraag het jou terwijl ik mij je gezicht voorstel.Wie ben je? Hele kleine stukjes antwoord, als splinters van een verbrijzelde diamant waaien in mijn ogen. Ik knipper ze al tranend weg en sluit ze zorgvuldig in mijn zakdoek op. Duizend kleine splinters heb ik al verzameld, ze liggen veilig in een doosje van fluweel. Misschien heb ik morgen genoeg stukjes... of anders overmorgen...
Dwaallichtjes
Numquid nosti semitas nubium?
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home