Van vroeger
Acht jaar en jaloers was ik, nooit bevredigd. Niet ondankbaar hoor, maar ik wilde iets, en ik kreeg het nooit, want ik wist niet wat ik wilde. Andere kinderen kregen wel wat ze wilde, en daar was ik jaloers op, dat ze van die eenvoudige dingen wilde, dat ze daar blij mee waren. Ik wilde maar weinig spullen hebben, natuurlijk kon ik wel eens verlangen naar een of ander populair stuk speelgoed maar uiteindelijk was ik altijd blij met de dingen die ik had en speelde ik toch nog altijd het liefst toneelstukjes met mijn poppen en knuffels, of rommelde ik met het playmobiel kasteel. De pastelkrijtjes van mijn moeder ewaren ook vavoriet. Maar ik was niet tevreden, gek genoeg was ik me wel bewust van het feit dat ik niet eens wist wat ik wilde dus dat het geen zin had om ontevreden te zijn, maar ik denk dat ik nog te jong was om daar zelf wat aan te doen. Uren lang worstelde ik met die gevoelens, mensen maar denken dat ik boos was op de wereld, of op hen terwijl ik in wezen probeerde mijzelf er onder te krijgen.
Ik mocht niet ontevreden zijn, en ik mocht nooit verdrietig zijn, of boos. Jaloezie was uit den boze, angst was kinderachtig zelfs voor een kind van nog geen tien. Wijs en verstandig moest je zijn, en slim, lief, aardig, rustig zonder jezelf boven je leeftijdsgenootjes te plaatsen. Je werd geacht jezelf te begrijpen, en de wereld, en alle andere mensen. Dat moest, het lukte natuurlijk voor geen meter en zo werd je door jezelf uitgeroepen tot 's werelds grootste mislukkeling. Natuurlijk was ik te jong om dat in woorden te kunnen vatten, misschien had ik het dan wel aan iemand verteld, hadden ze me kunnen leren er niet zo zwaar aan te tillen, maar als je acht bent zijn dingen van de psyche alleen nog maar gevoelens, het zijn nog geen benoembare dingen die je kunt vastpakken.
Dwaallichtjes
Numquid nosti semitas nubium?
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home