dinsdag

Verhaaltje van een vriendschap IIII

De dagen dat hij op weg was om zijn eeuwig durende queeste te vervullen waren eerst weken en later maanden geworden. Inmiddels waren er enkele jaren verstreken sinds zijn aanwezigheid het kleine huisje in het bos voor een kort moment had bezield. Alleen in haar dromen was er nog de vertrouwde warmte in zijn blik. Enkel in haar gedachte kon ze hem op zijn zoektocht nog elke dag die paar kleine dingen die ze te bieden had schenken. Oh en ze was wel naar hem op zoek geweest, dagen had ze gereisd omdat de band die zij tussen hen voelde haar daartoe verplichte. Maar al snel had ze geweten dat het zinloos was, ze had niet begrepen waarom maar ze had het geweten. Vanaf die dag had ze er in willen berusten, lange tijd had ze zijn stoel op de oude plek bij de haard laten staan omdat het later niet meer uit zou maken. Ze had zijn spullen op de twee middelste planken van de kast laten liggen omdat ze de ruimte niet nodig had en zelfs zijn mantel had ze bij de deur laten hangen. Ze had gedaan alsof ze niet zat te wachten op de dag dat hij in de deuropening verscheen. Als ze in de morgen nog voor de eerste zonnestralen door de bossen wandelde had ze zichzelf doen geloven dat ze niet op zoek was naar een glimp van zijn wezen, en wanneer ze tot diep in de nacht op haar veranda in de verte zat te turen was dat enkel omdat de nacht zo heilig was. Ze had gehoopt dat ze het op een dag zou vergeten, dat er enkel een dierbare en verre herinnering zou blijven die soms zijn zonnige gezicht om de hoek stak. Zo was het immers altijd gegaan, de mensen die haar het meest dierbaar waren, waren nooit lang gebleven en elke keer had ze met een treurige glimlach haar schouders opgehaald en had ze rustig doorgeleefd totdat ook de treurigheid uit haar glimlach was verdwenen.
Waarom het deze keer zo anders moest zijn kon ze niet zeggen. Maar ze had vanaf het begin geweten dat haar hoop ijdel was, dat de berusting waar ze naar verlangde niet zou komen. Niet nu, niet op deze plek. Op een dag had ze zijn mantel voorzichtig onder in de dekenkist gelegd omdat ze de buitenwereld niet elke keer vervuld van droevige gedachten tegemoet wilde treden. Toen dat niet hielp had ze zijn spullen verplaatst naar de onderste lade van de kast en die op slot gedaan en ten slotte had ze zijn stoel in de schuur naast het huisje gezet...

wordt vervolgd