maandag

Morgen wordt het beter...

Ze zit in kleermakerszit op het gras en kijkt naar de oude linde die voor haar staat. Kleine druppeltjes zweet liggen als diamantjes op haar voorhoofd en haar hele lichaam beweegt mee met haar zwoegende ademhaling, ze heeft vanmorgen vier keer om het terrein heen gerend. Het weer is mooi, surrealistisch mooi. Het zou een goede dag zijn om te sterven bedenkt ze zich, hier in het gras bij de boom. In slaap vallen met een zonnestraaltje op haar gezicht, de kleur van de hemel in haar glimlach en de geur van lente in haar lijf. Ze sluit haar ogen en glimlacht als de tuindeur achter haar dichtvalt, het sterven moet nog even uitgesteld, ze weet al dat het Simon is. Hij gaat naast haar zitten, een kwartier lang zitten ze zwijgend naast elkaar. Simon die haar al die tijd onvoorwaardelijk trouw is gebleven, Simon die haar beter kent dan de hele wereld bij elkaar en toch nooit echt begrepen heeft waar het werkelijk om ging, Simon met zijn praktische kijk op alles, zelfs op die dingen die niet praktisch zijn. Simon haar kleine troost. Ze heeft hem liever dan het leven zelf, ze is hem eindeloos dankbaar dat hij nu hier naast haar zit. Simon die haar al die tijd heeft vast gehouden zonder dat zij het door had.
Lieve, trouwe, wijze en begripvolle Simon.
"Weet je waar het echt begonnen is?" breekt ze uiteindelijk de stilte in 7 volmaakte stukjes.
"Wat begonnen is?"
"Dit, hier, ik."
"Lisa jij bent niet gek, de wereld waar je je aan moet aanpassen klopt niet."
"Omdat jij me voor meer aanziet?"
"Omdat je niet op die manier in deze wereld past, omdat je anders bent. De regels zijn niet op jou van toepassing."
"Op wie zijn ze dan wel toepasbaar?"
Hij zwijgt en ze voelt zijn blik zachtjes tegen de zijkant van haar gezicht duwen. Hij bedoelt het zo ontzettend goed met haar, het is zo oneerlijk om dit te doen en toch kan ze het niet laten.
"Zijn er dan mensen voor wie de regels wel geschikt zijn?" Blijft ze aandringen.
"Je hebt gelijk" Deze strijd geeft hij op, ze wil niet dat hij opgeeft.
"Op een nacht zat ik naar de radio te luisteren toen de presentator zei dat wij allemaal onze eigen wereld in de palm van onze hand hadden. Maar weet je, als mijn wereld in de palm van mijn hand past en ik zou ook maar een vinger uitsteken om mijn wereld te genezen dan zou ik gelijk een hele zondvloed teweeg brengen."
"Een zondvloed is soms best goed."
"Er zijn teveel mensen die in het water zouden verdrinken."
"En dus laat je jezelf vrijwillig verdrinken in deze drek?"
"Wie heeft er wat aan als ik mijn hoofd boven water houd ten koste van al die andere mensen?"
"Wat anderen doen is niet jouw verantwoordelijkheid Lisa."
"Nee, maar die eenzaamheid kan ik niet verdragen."
"Waarom zou dat eenzaamheid zijn?"
"Omdat er niemand is die zo lang zal vechten ..."
"Hoe lang?" Hij kent haar zo goed, hij weet precies wat ze wil horen, al die bereidwilligheid om zonder spot open deuren in te trappen roert haar diep.
"Totdat de zondvloed over is"
"Wat hebben ze met je gedaan Lisa?"
"Die vraag is niet relevant."
"Oh nee?"
"Nee"
"Welke vraag zou ik je dan moeten stellen?"
"Misschien wat ik met me heb laten doen, of nog beter wat ik met mezelf heb gedaan."
"En wat denk jij dat je met jezelf hebt laten doen dan?"
"Ik heb opgegeven."
"Ik zou blijven zwemmen tot het einde der tijden."
"Denk je dat echt?"
"Daar ben ik van overtuigd! Ik geloof in mijn eigen kracht en ik geloof ook in jou."
"Dank je Simon, maar er is hier binnen niet veel om in te geloven."
"Daar ben ik het niet mee eens."
"Toch is het zo, kijk maar." Ze draait haar gezicht naar hem toe en kijkt hem recht in de ogen. Bijna begeeft ze het onder zijn blik vol oprechte liefde en mededogen, ze zou niet op deze manier tegen hem moeten praten, eigenlijk wil ze het niet eens. Ze wil huilen en lachen, ze wil dat zijn schouder een kussen was, ze wil haar lichaam tegen de zijne aan drukken om te voelen dat de wereld nog steeds echt is, ze wil hem bedanken voor wie hij is. Maar een ingeslagen weg moet op een of andere manier altijd uitgelopen worden.
"Nou? Wat zie je?"
"Ik zie een jonge vrouw die zichzelf eindeloos en nodeloos kwelt met misplaatste schuldgevoelens en een fictieve erfzonde. En het maakt ook niet uit dat je zo tegen me praat, zolang je nog praat kan ik je van antwoorden voorzien."
Ze slikt, hij kent haar te goed.
"Als ik de schuld niet op mij neem wie zal het dan doen?"
"Dat doet er niet toe."
"Zijn misplaatste schuldgevoelens het waard om in te geloven."
"Jij bent het waard, Lisa is het waard om in te geloven."
"Simon?"
"Ja schat."
"En wie is Lisa dan?"