Cello
Twee blote voeten op het koude beton, de zonnestraaltjes die korte oppervlakkige gesprekjes voeren met de huidcellen van mijn gezicht.
De vingers van mijn linker hand kiezen soepel en kalm de tonen, mijn rechterhand hanteert met een haast onbewuste vanzelfsprekendheid de strijkstok. Alweer zo lang geleden en toch zo vanzelfsprekend. Een woordeloze versie van Scarboroughs fair baant zich een voorzichtige weg door de ochtendstilte. Ik hoef niets meer te doen, het liedje heeft zich lang geleden in iedere cel van mijn lichaam genesteld en laat zich instinctief spelen. Het is een soort mantra, waarom juist dit liedje? Wie zal het zeggen? Het is niet het mooiste wat ik ooit gespeeld heb, zelfs niet het makkelijkste.
Terwijl ik zit te spelen slenteren de woorden door mijn hoofd, bij alles wat ik denk en voel zoek ik automatisch de juiste zinsconstructie. Altijd tastend naar een manier om te vertellen wie ik ben, wat ik ervaar. Voor iedere persoonlijke vraag heb ik een collectie aan zorgvuldig gecomponeerde antwoorden klaar liggen, allemaal even oprecht en helemaal van mij. Ik ben een bibliotheek van geformuleerde gevoelens, of ik er wat aan heb? Niet altijd, soms wel. Altijd iets eerlijks om op terug te vallen als mijn geest bewolkt door gevoelens van het moment niet voor mij wil werken en ik toch een geschikt antwoord moet geven.
Soms denk ik dat ik gek ben, dat is alles.
Dwaallichtjes
Numquid nosti semitas nubium?
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home